Wie is dat ook alweer?
In het Brabants Dagblad van 24 december ’10 las ik dat het vermogen om gezichten te onthouden zich op relatief late leeftijd ontwikkelt. Zo omstreeks het 25e levensjaar kan een mens het beste namen onthouden, maar het vermogen om gezichten te onthouden bereikt zijn top pas tussen 30 en 34 jaar. Deze vaststellingen, gedaan na een onderzoek onder 60.000 mensen, stellen mij niet gerust. Integendeel, ik vrees dat ik een afwijking heb. Anderen hebben dat waarschijnlijk ook wel eens gedacht, maar nu ben ik er op hoge leeftijd zelf achter gekomen.
Wat is namelijk het geval? Ik heb m’n hele leven lang al slecht gezichten kunnen onthouden, inclusief de bijbehorende namen. Dat was in mijn beroep als hoofdonderwijzer wel eens heel lastig. Niet dat ik de namen van de kinderen in mijn klas niet zou weten, zo erg was het gelukkig niet. Maar wel de namen en de gezichten van de vertegenwoordigers van schoolbehoeften die met grote regelmaat de school bezochten in de hoop weer de nodige schriften, pennen, (kleur)potloden en vlakgummetjes te kunnen slijten. Zo’n man belde aan, dikwijls op een ongelegen tijdstip, stak joviaal zijn hand uit en zei opgewekt: “Dag meneer Dame, hoe maakt u het?” Beleefdheidshalve drukte ik de enthousiaste bezoeker de hand, denkende “Wie is die man ook alweer?” Tot ik er in de loop van het onderhoud achter kwam dat hij van de firma Samsom was of van Bruijnzeel en dan snel moest nadenken of ik bij hem wat te bestellen had.
Iets vergelijkbaars overkomt mij nog wel eens op straat. Een jonge of wat minder jonge vrouw of man begroet mij met “Dag meneer, kent u me nog?” En hoewel ik dat erg sneu vind, moet ik altijd antwoorden met een aarzelende stem: “Laat me even nadenken” en dan zegt de ander allicht: “Maarten, u weet wel. Ik zat bij u in de zesde klas!” Waarop ik vol overtuiging zeg: ”Ach ja, natuurlijk. Hoe maak jet het, Maarten”. Maar bij mezelf denk ik: “Het zal wel waar wezen”.
Het krantenartikel vermeldde niet hoe een en ander zich ontwikkelt in de loop van het verdere leven. Mijn indruk is dat het steeds moeilijker is om namen in je herinnering terug te roepen. Ik was eens op een bijeenkomst van senioren waarop een van de mannenbroeders iets vertelde aan de hand van de –onvermijdelijke- dia’s.
Op een gegeven moment wilde hij iets vertellen over het gedrag van waterhoentjes aan de hand van een dia met een paartje van deze vogels bij hun nest. Op dat cruciale moment kon hij zich het woord “waterhoentje” niet meer herinneren. Een lelijke verwensing die ik niet herhalen zal, ontsnapte zijn lippen.
Als iemand mij onverwacht vraagt wie vroeger als Dorus het liedje van de orgelman zong, dan sta ik met m’n mond vol tanden. Om na een uurtje of zo, op een moment dat ik er helemaal niet over nadenk, plotseling te roepen: Tom Manders!!
Maar ja, zo lang ik de namen van mijn vrouw en kinderen nog maar weet, valt mijn gebrek nog al mee. Stel je voor: je zegt, moeizaam uit bed gekropen, ’s ochtends tegen je vrouw: “Goeiemorgen, Truus”, terwijl ze Jeanne heet. Ik weet niet wat er dan zou gebeuren….
Door Henk Dame, 1 januari 2011
Reageer op deze column!