Hypotheekrente: gemiddeld is lang niet altijd goede maatstaf
Een belangrijke twistappel tijdens de kabinetsformatie om tot Paars+ te komen zijn de grootschalige hervormingen op de woningmarkt. Voor D66 komt dit zelfs in de buurt van een breekpunt. De vier partijen die nu aan het formeren zijn hebben ieder hun eigen inzichten, zo ook de PvdA. Het plan van de PvdA om de hypotheekrenteaftrek op den duur te beperken tot de prijs van de gemiddelde koopwoning - nu € 234.000 – oogt op het eerste gezicht sympathiek, maar deugt bij nader inzien van geen kanten. Er zijn op zijn minst drie bezwaren.
Het eerste bezwaar is dat prijzen van koopwoningen erg ongelijk verdeeld zijn over Nederland. Dit is nu het geval en het zal in de toekomst niet veel anders zijn. De gemiddelde prijs van een eengezinswoning bedroeg begin 2010 in Friesland bijvoorbeeld € 205.000, maar in de provincie Utrecht was dit meer dan anderhalf keer zoveel: € 314.000. Dit betekent dat wie een huis koopt voor een prijs die voor Utrecht gemiddeld is en een tophypotheek neemt, voor het overstijgende deel van 80.000 Euro wordt uitgesloten van hypotheekrenteaftrek. Tegelijkertijd kan iemand in Friesland zich een duurdere woning dan gemiddeld voor Friesland veroorloven zonder dat dit gevolgen heeft voor de hypotheekrenteaftrek. Wellicht zou het rechtvaardiger om de hypotheekrenteaftrek afhankelijk te maken van de gemiddelde prijs van een eengezinswoning in de regio waarin het huis staat, maar ook deze oplossing gaat mank want grenzen trekken om regio’s te definiëren leidt ook altijd weer tot onwenselijke verschillen tussen huizen net binnen en net buiten de regio.
Het tweede bezwaar is dat het PvdA-voorstel in het geheel geen rekening houdt met de gezinssamenstelling. Een gezin met twee, drie, vier kinderen heeft in de regel een grotere woning nodig dan een eens- of tweepersoonshuishouding. Gelukkig is er voor ieder probleem een oplossing te bedenken en dus zou er gespecificeerd kunnen worden naar gezinssamenstelling met daaraan gekoppeld de gemiddelde koopprijs per type woning die bij iedere gezinssamenstelling zou horen. Deze oplossing gaat veel bureaucratische rompslomp geven. Kortom, de weg die de PvdA heeft uitgedacht moet in ieder geval niet worden gevolgd.
Het derde bezwaar is dat een gemiddelde huizenprijs altijd tijdgebonden is. Wat in 2010 een gemiddelde prijs is, hoeft dat in 2011 al niet meer te zijn. Betekent dat dan dat de maximale hypotheekrenteaftrek ook meebeweegt met de gemiddelde prijs, zodat de aftrek per jaar kan varieren? Dat zou niet alleen veel onzekerheid geven, maar ook weer een gigantisch bureaucratische gedoe opleveren.
Kortom: een oplossing die op het eerste gezicht simpel lijkt, is in de praktijk vaak het tegenovergestelde.
De VVD wil eigenlijk helemaal niets aan de hypotheekrente doen, maar als er in het kader van de kabinetsformatie toch een deal moet worden gesloten, kan toch maar het best de weg worden gevolgd die D66 voor ogen staat. Het kenmerk van deze aanpak is dat de hypotheekrenteaftrek zo geleidelijk wordt afgebouwd dat niemand er eigenlijk erg in heeft. Zo kan de woningmarkt goed blijven functioneren. Bij de renteaftrek gaat D66 daarom uit van een aflossing in dertig jaar. Elk jaar daalt de som waarover rente afgetrokken mag worden met 3,3%. Fiscaal neemt D66 daarmee een lineaire aflossing in dertig jaar aan. Complementaire maatregelen zijn dat de overdrachtsbelasting en het eigen woningforfait verdwijnt.
Door Eduard Dame, 20 juli 2010
Reageer op dit artikel!